affiliëren - Werkwoord
1. (refl) zich affiliëren aansluiten bij
♢ Een vraag die in de sociale psychologie veelvuldig naar voren komt is met wie wij ons als mens graag affiliëren.
1. (religie) (rooms-katholiek) als onderdeel aansluiten bij een orde
♢ In 1493 affilieerde het naburige zusterhuis Mariengarden te Schüttorf zich met het zusterhuis Mariënwold te Frenswegen.|#
2. (refl) zich affiliëren (figuurlijk) dezelfde opvattingen laten zien, verwantschap tonen
♢ Daarnaast affiliëren veel extreemrechtse groepen zich met het nazisme (…).
3. (intr) lid of zelfstandig onderdeel zijn van
♢ Die belangrijke beslissing zette tal van broeders van andere werkplaatsen tot affiliëren aan.
1. deel gaan uitmaken van een samenwerkingsverband van een academisch ziekenhuis en een niet-academisch ziekenhuis
♢ Veel van die ziekenhuizen zeggen onder druk van de specialisten: nee, niet affiliëren met een academisch ziekenhuis hoor.|#
4. (intr) (figuurlijk) geestverwant zijn van
♢ (…) de economische sector, een terrein waar erfgoedbeheerders zich doorgaans minder mee geaffilieerd voelen.
5. (ov) met betrekking tot personen als lid opnemen
♢ Opgericht eind 1881 door sociaal-democraten, affilieerde ze in 1914 een kwart van de Gentse bevolking!
1. (vrijmetselarij) een vrijmetselaar uit een andere loge als lid in een loge opnemen
♢ In 1789 werd hij geaffilieerd bij de Loge zu den drei Schwerdtern, te Dresden, (…)|#
2. (religie) (rooms-katholiek) opnemen in een klooster of orde als deelgenoot met de daaraan verbonden rechten
♢ In 1475 vinden wij hem als terminarius te Arnhem, terwijl hij in het volgend jaar geaffilieerd werd aan het dominicanen-klooster te Nijmegen, en aldaar eerlang tot prior verheven.|#
3. (verouderd) als kind in de familie opnemen, adopteren
4. (verouderd) (figuurlijk) als eigen voortbrengsel aanvaarden
♢ Ik heb volstrekt geen ambitie of lust om iets, wat het ook zij, in 't licht te geven; doch, wanneer ik zulks eens doe, op verzoek, heb ik er nog veel minder lust in om bastaard-onzin te affilieren, mij door 't verzuim of de stommigheid van een verraderlijk drukker op den hals gedraaid, en dien ik mij schamen zou ter neder geschreven te hebben.|#
6. (ov) met betrekking tot organisaties als zelfstandig onderdeel in een groter geheel opnemen
♢ IBE werkt momenteel aan de uitbreiding van het consortium via het affiliëren van extra leden, waaronder VUB.
♢ In 1954 richtte hij de People's Action Party op welke geaffilieerd is met de internationale socialistische beweging.
1. (bedrijfskunde) in een groep ondernemingen samenvoegen
♢ APEC is geaffilieerd met het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen.|#
2. (vrijmetselarij) als loge gaan horen bij een ander grootoosten of een andere grotere loge dan oorspronkelijk
3. (religie) (rooms-katholiek) als onderdeel opnemen in een orde
♢ Hij kreeg dat jaar de machtiging om de Broederschap te affiliëren aan de Aartsbroederschap van O.L. Vrouw van Lourdes.|#
Woordherkomst
afgeleid van het Franse affilier (met het achtervoegsel -eren)
Verwante begrippen
[5],[6] aannemen
Gepubliceerd op 31-10-2017
affiliëren
betekenis & definitie