achten - Werkwoord
1. (ov) beschouwen, van mening zijn, houden voor
♢ Ik acht u daartoe in staat.
2. achting geven, een positief|positieve mening hebben over
♢ Ik achtte mijn schoonvader heel hoog.
3. acht slaan op = letten op
♢ Als je op de computer werkt moet je acht slaan op de meldingen die op het scherm verschijnen.
achten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord acht
achten - Zelfstandignaamwoord
1. roeien|roeiwedstrijd tussen achtpersoonsboten (achten)
2. datief van acht na voortzetsels bij tijdsaanduidingen
♢ Het zal rond achten geweest zijn.
Woordherkomst
afgeleid van acht met het achtervoegsel -en
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Zij waren met zijn achten.
Zij waren acht in getal.
Gepubliceerd op 31-10-2017
achten
betekenis & definitie