aantrekkelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. bekoorlijk, fijn, leuk, knap
♢ Ze spelen aantrekkelijk voetbal.
♢ Een filmster is vaak een aantrekkelijke vrouw.
♢ Het is een aantrekkelijk plan om eerst hard te gaan werken en daarna op vakantie te gaan.
2. (verouderd) licht geraakt, zich dingen aantrekkend
♢ En toch was hij, ten gevolge van zijn ligchaamsgestel, niet zelden zwaarmoedig gestemd en doorgaande gevoelig en aantrekkelijk.<ref>Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. (1864).<br/>Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden over het jaar. Leiden, E.J. Brill.</ref>
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van aantrekken met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Antoniemen
[1] afstotelijk
Gepubliceerd op 31-10-2017
aantrekkelijk
betekenis & definitie