aanspreekbaar - Bijvoeglijk naamwoord
1. toegankelijk, geneigd tot conversatie
♢ Hij is echt niet aanspreekbaar.
2. (informatica) in staat tot het ontvangen en doorgeven van digitale communicatie (gezegd van modems)
♢ De modems zijn niet meer direct aanspreekbaar doordat we de AT-commandoset hebben uitgeschakeld.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van aanspreken met het achtervoegsel -baar.
Synoniemen
[1]: benaderbaar
Antoniemen
onaanspreekbaar
Gepubliceerd op 31-10-2017
aanspreekbaar
betekenis & definitie