De leer dat wij slechts verschijningsvormen kennen en hun onderlinge verhoudingen, niet het eigenlijk wezen der dingen, noch hun eerste oorzaken of laatste doeleinden, aangezien deze geheel liggen buiten het bereik van ons kenvermogen, zoodat al onze kennis een slechts betrekkelijk karakter draagt, ook al moge de mensch wanen eenig absoluut weten te kunnen deelachtig worden. Want de gewaarwordingen, die zich in zijn geest voordoen, projecteert hij naar buiten als vertegenwoordigden zij een objectieve werkelijkheid en eene juiste weerspiegeling daarvan.
Evenwel, wij kennen niet anders dan de reflexen in onzen geest van eene door ons als bestaand veronderstelde buitenwereld, terwijl niets ons waarborgt dat die reflexen inderdaad een juist beeld opleveren van zulk een buitenliggend iets.