(Gr., maagd, en oorsprong). Voortplanting door middel van maagdelijk gebleven individuen en onbevruchte eieren, — een verschijnsel, veel voorkomend bij lagere diersoorten (crustacea, insecten) als de Aphiden of plantenluizen, vooral bij aanwezigheid van grooten voedselvoorraad.
Ook de mannetjesbij en komen voort uit onbevruchte eieren. Men neemt aan, dat in een dergelijk geval de eieren zijn te beschouwen als intracellulair-hermaphroditisch, d.w.z. als onvolkomen geslachtelijk gedifferentieerd.