Oorspr. het wellustig geslachtelijk begeeren, gelijk dit een voorname rol speelt in de leer van Freud, waarin aan het woord de beteekenis wordt gehecht van geslachtshonger. Bij Jung evenwel werd die beteekenis geweldig uitgebreid, zoodat ook tal van nietsexueele factoren er een plaats in vonden en het woord bijkans den zin verkreeg van psychische energie, verbonden aan natuurlijke complexen.
De libido wordt hier tot een soort van dynamische eenheid, die de verschillende componenten der sexualiteit in zich vereenigt, maar zonder een speciaal sexueel karakter te dragen in engeren zin.