(Gr. , levenswijze). Leer van de redelijke levenskunst, die den mensch, in aansluiting aan zijn natuurlijken aanleg en bestemming, geestelijk gezond moet maken, gelijk de hygiëne het ’t lichaam doet.
Bekend in die richting is vooral geworden Feuchtersleben’s „Diätetik der Seele” (1838).