(Gr. , beroeren). De onbewogenheid der ziel, onaantastbaar door de tegenspoeden en wisselvalligheden des levens en de slagen van het noodlot.
Volgens vele Grieksche wijsgeerige scholen als die van Demokritos, de Stoïci en de Sceptici, was zulk een onaandoenlijkheid des gemoeds een kostbare vrucht van wijsgeerig inzicht.