Onder het schilderen al fresco verstaat men de kunst om op een nog versehe (natte) kalklaag met water- werf te schilderen, bijv. op muren, gewelven, enz. Een der natte bestanddelen van de kalk heeft de eigenschap, dat het tijdens het opdrogen naar de oppervlakte trekt en zich daar door inwerking van 't koolzuur in de lucht tot een fijne, doorzichtige emaillaag kristalliseert, zodat de verf er door bedekt en vastgehouden (gefixeerd) wordt.
De uiterst kleine vlakjes deze kristallen verlenen aan het geheel den teren glans, die aan de oude fresco's, vooral de Italiaanse, eigen is. Deze laag is zeer moeilijk in water oplosbaar, zodat de fresco's van vocht weinig hinder hebben. Daar echter de kleuren bij het opdrogen enigszins veranderen, eischt de frescoschilderkunst groote ervaring.
Fresco's vindt men veel in kerken en kapellen en in oude tempels. De voornaamste oude fresco's zijn die van Herculaneum en die welke bekend zijn onder den naam van Appius Claudius, benevens de „Opvoeding van Achilles" door Chiro.