Catacomben waren de onderaardsche gangen (verlaten steengroeven), die den eersten Christenen als gemeenschappelijke begraafplaats dienden. Men vindt ze o. a. in Alexandrië, Cyrene, op het eiland Melos, bij Syracuse, Napels en andere plaatsen in Zuid-Italië.
De beroemdste catacomben zijn die van Rome. Deze bestaan uit een doolhof van gangen, uitgehouwen in den zachten tufsteen van den Campanische heuvel. In de nauwe gangen zijn de begraafplaatsen ter weerszijden naast en boven elkander gehouwen. Deze werden gesloten door een zerk of een terracotta-tegel, waarop men den naam van den overledene schreef, soms ook met allerlei symbolische figuren. Ook werden familiegraven in den vorm van grafkelders aangelegd, die met fresco's (z. d. w.), beeldhouwwerk, enz. versierd worden. Bovendien zijn er nog vele marmeren doodskisten (sarcophagen) met prachtig beeldhouwwerk te zien. — Sedert de 5e eeuw hield het begraven in de catacomben op en werden zij tot in de 8e ste eeuw alleen nog gebruikt voor godsdienstige plechtigheden.
Ook Parijs heeft catacomben, eveneens oude steengroeven. In 1786 werden de doodsbeenderen uit de verschillende kerkhoven gehaald en in de catacomben opgeborgen.
Men spreekt wel eens van de „catacomben van den St.-Pieters- berg", hoewel meer in overdrachtelijken zin.