Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Waterwerk

betekenis & definitie

In den aanvang der suikercultuur in Suriname werden de suikermolens gedreven door ossen, paarden of muilezels (zie BEESTENWERK). Naarmate de landen aan de benedenrivieren met haar krachtigen vloed en eb in cultuur kwamen en de cultuur zich uitbreidde, begon men, na de verbeteringen door David de Mercato omstreeks 1663 in de suikermolens aangebracht (zie Publ. of the Am.

Jew. Hist. Soc. number 16, 1907, blz. 146 noot) meer en meer gebruik te maken van waterkracht. In 1677 werd door de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland aan Abraham Christiaens een octrooi verleend voor den tijd van 9 achtereenvolgende jaren ‘tot het alleen maken en stellen van Wint en Watermolens mitsgaders handmolens in de Colonie van Suriname om met deselve te konnen malen het riet waarinne het Suycker wast’. De aanleg van een ‘waterwerk’ eischte een stelsel van breede kanalen, waarin het rivierwater bij vloed werd ingelaten door de inneemsluis, welke gesloten werd wanneer het water zijn hoogsten stand had bereikt. Dit aldus geschutte water stroomde bij eb door een nauwe, gemetselde goot en bracht daar een groot onderslagrad, met een doorsnede van 36-39 voet, in beweging, dat op zijn beurt door een stelsel van kamraderen den molen deed draaien.

In aanleg was een waterwerk duurder dan een beestenwerk, waar men met een kleiner kanaalstelsel kon volstaan, maar op den duur waren de waterwerken waarschijnlijk voordeeliger, omdat de sterfte onder de molendieren zeer groot was. De raderen, die aanvankelijk buitenwerks achtkantig waren, werden later cirkelvormig gemaakt. Er werd alleen bij springvloed gemalen; naar gelang van de ligging der plantages liep de molen langer of korter; dit hing af van het meerdere of mindere verschil tusschen den hoogsten en den laagsten waterstand in de rivier; een goed opgesteld en gunstig gelegen waterwerk kon negen a tien dagen achtereen malen, n.l. vier dagen vóór, op den dag van en vier of vijf dagen na volle of nieuwe maan; gewoonlijk was de duur iets korter. Daar men naar het getij werkte, moest dit zoowel bij nacht als bij dag gebeuren, waardoor de arbeid gedurende de maling voor de slaven zeer zwaar was. Gewoonlijk had men aan de rivierzijde van het rad in het gemetselde kanaaltje een nooddeur, waardoor men het rad snel tot staan kon brengen, ingeval een arbeider met den vinger geraakte tusschen de rollers, die het riet persten.Pogingen om de watermolens te verbeteren zijn niet uitgebleven. Reeds onder het bestuur van den gouv. Van Scharphuizen (1689-1696) werd aan den timmerman Jean Pierhattief voor 20 jaren octrooi verleend voor het maken van ‘soodanige waterwercken als hij jegenswoordigh op Waterlandt [eene plantage van den gouverneur] onder handen heeft, gelijck mede die wercken die met Ebb en vloet cunnen maelen’. Die zulk een werk wilde oprichten moest aan Pierhattief 150 gulden betalen en 300 caroly guldens voor een werk dat met vloed en eb kon malen. Het is met deze laatste uitvinding niet voorspoedig gegaan. Zij schijnt althans geen toepassing te hebben gevonden.

Afbeeldingen van waterwerken vindt men bij verscheidene oudere schrijvers, zoo b.v. in Herlein's Beschr. v.d. Volk-plantinge Zuriname, Leeuwarden 1718 (overgenomen in Rodways Guiana, Londen 1912). In de afbeelding in Pistorius' Korte en zakelijke Beschr. v.d. Col. v. Zuriname, Amst. 1763, zijn de schoepen verkeerd geplaatst, n.l. met de vlakken evenwijdig met den omtrek van het rad, inplaats van loodrecht daarop. Fermin beeldt in zijn Nieuwe Algem.

Beschr. v.d. Col. v. Suriname, Harl. 1770, een rad af waarbij het water uit een houten goot op de schoepen van het rad valt, een bovenslag-rad dus. Het blijkt niet waar dit systeem in gebruik is geweest; zeker niet in het lage land, waar men met eb en vloed werkte. De watermolens zijn lang in gebruik gebleven; in 1832 waren er nog 70, in 1860 een 30-tal. Op de plantages die niet verlaten werden en waar men suiker bleef verbouwen, zijn de watermolens langzamerhand verdrongen door stoommolens.

< >