De naam van een Karaïbenstam die aan de Koetari, Trombetas en Westelijke Paroe heet te wonen en waarmede de Trio's veel ruilhandel drijven. Te oordeelen naar de voortbrengselen hunner nijverheid, zooals vlechtwerk, vederen sieraden, met ornamenten versierde knotsen enz., staan zij in kunstvaardigheid ver boven de Trio's.
De jachthonden die de Djoeka's door tusschenkomst van de Trio's van hen verkrijgen, worden hoog geschat. Mogelijk echter, betrekken zij zelf een en ander weer van andere stammen. De mucambeiro's (negers) van de Trombetas spreken van een stam der Taroeman's aan de Poana, Schomburgks Wanamoe, bronrivier van de Trombetas; op die rivier ontmoette deze reiziger in 1843 een familie Zurumatta's welke hij een ‘Zweigstamm’ der Pianakoto's noemt. De Corantijn-expeditie ontmoette in 1911 aan de Sipaliwini een paar Saloema's, welke zich uiterlijk niet van de Trio's onderscheidden. De Saloema's, welke een Karaïbische taal, nauw verwant aan het Trio en Pianakoto spreken, mogen niet verward worden met den stam der Taroema's of Taroeman's aan de boven-Essequebo, welke een geheel andere taal spreken. Wegens hun omgang met de Saloema's worden de West-Trio's door de boschnegers ook wel Saloema-matti of S.-vrienden genoemd. De Saloema's schijnen met meerdere stammen in het binnenland en ook met de bevolking der Amazone, betrekkingen te onderhouden.Litt. R. Schomburgk, Reisen in Britisch Guiana, Leipzig 1848; O. Coudreau, Voyage au Trombetas, Paris 1900; C.H. de Goeje, Bijdr. tot de ethnogr. der Surin. Indianen en Beiträge zur Völkerkunde von Surinam, Int. Arch.f. Ethn.
Bd.XVII Suppl. en Bd. XIX, Leiden 1906 en 1908; C.C. Käyser, Verslag der Corantijn-expeditie, Leiden 1912 (T.A.G., 2e Serie XXIX).