Fam. Pristidae. Zeevisch. Verspreiding: tropische zeeën. De kop is in een zeer lange plaat uitgegroeid, die aan beide randen gewapend is met eene rij tandachtige uitgroeisels. Deze zaag, die ongeveer ⅓ van de geheele lichaamslengte bereikt, heeft 24 tot 32 paar tanden, de achtersten verder van elkaar verwijderd dan de voorsten.
Achter de oogen zijn wijde luchtgaten. Het lichaam is verlengd en plat. De voorrand van de borstvin is vrij en strekt zich niet langs den kop uit. Rugvinnen groot; de eerste rugvin is tegenover de buikvinnen. Deze visch behoort tot de dikstaartige roggen. Hij wordt tien tot 20 voet lang, komt aan zandige kusten voor en gaat soms de rivieren op.

Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië
Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)
Gepubliceerd op 25-04-2022
Pristis pectinatus
betekenis & definitie