Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Guinea-worm of medina-worm

betekenis & definitie

Deze draadworm, de Filaria medinensis of Dracunculus Persarum (Zie VERMES) kwam in vroeger jaren in Suriname en op Curaçao veelvuldig voor. Bij den mensch leeft hij in het onderhuidsche celweefsel, in alle deelen van het lichaam, het meest aan de beenen, zeldzaam aan het hoofd.

Deze parasiet, waarvan alleen het wijfje bekend is, kan tot 3 M. lang worden, en heeft de dikte van een vioolsnaar. Ze veroorzaakt soms hevige pijnen al dan niet gepaard met een eigenaardige koorts, die men wormkoorts noemde, en niet zelden met hevige toevallen. Om den worm uit de huid te verwijderen greep men den kop wanneer die uit de huid te voorschijn kwam en wikkelde het dier langzaam en voorzichtig op een stokje, welke bewerking soms vele dagen duurde. Knapte de worm af, dan veroorzaakte het achterblijvende deel kwaadaardige gezwellen.Volgens Hartsinck, II, 914 en 915waren in Suriname vele negerslaven door dezen parasiet bezocht. Stedman, Reize naar Surinamen, Amst. 1800, III, 262, bevestigt dit en voegt er bij dat sommige lieden met zeven of acht van die wormen tegelijk gekweld waren. B. Hussem, een scheepsdokter, die omstreeks 1750 Curaçao bezocht - zie zijn ‘Aanmerkingen betreffende den Dracunculus’, Verh. uitgeg. door het Zeeuwsch Genootsch. d. Wetensch. te Vlissingen, 2e deel, 1771 - deelt mede, dat daar de blanken zoowel als de zwarten van beide seksen werden aangetast en dat het aantal gevallen op de schepen soms % der bemanning bedroeg. Hij was van meening dat de worm op Curagao inheemsch was.

Waarschijnlijker is, dat de parasiet met de slavenschepen is overgebracht; hiervoor pleit de omstandigheid, dat na ieder slaventransport het getal lijders grooter werd, terwijl de gevallen langzamerhand verminderden toen de slavenhandel ophield. Volgens Simons, Beschr. van het eiland Curaçao, 1868, blz. 118, was er sedert jaren geen spoor van de ziekte meer over en Dr. Van Leent, La Guyane néerlandaise, Paris 1881, schreef dat de Guineaworm in Suriname niet anders werd waargenomen dan bij pas van de Kust van Guinea aangebrachte negers. Hussem deelt mede, dat de worm op Curaçao Bietje de Pia en in Suriname Rijn Bie (?) of Regenworm of ook wel Guineesche worm heette.

Men heeft hier met een dier zeldzame gevallen te doen dat een ziekte uit een land verdwenen is, zonder hulp van de medische wetenschap.

< >