is de naam van een voormalige Nederlandse binnenzee. In 1932, toen de afsluitdijk tussen Wieringen en de Friese kust was gereed gekomen, had de Zuiderzee opgehouden te bestaan.
Haar officiële naam werd IJselmeer.Ten Zuiden (Z.O.) van den afsluitdijk zullen een viertal polders ingedijkt en drooggemalen worden, de N.W. polder is reeds enige jaren gereed en in gebruik en met den N.O. Polder is men in 1936 begonnen. Wat water blijft, heet IJselmeer.
In de eerste helft der Middeleeuwen lag op de plaats der Zuiderzee een laagveengebied, bezaaid met meren en meertjes. Het grootste was het meer Flevo, waarin de Utrechtse Vecht, de IJsel en de Eem uitmondden. Het meer Flevo had weer afwatering op het Vlie. In de latere Middeleeuwen is dit alles veranderd.
Bij felle Noordwesterstormen drong de Noordzee tussen de tegenwoordige Waddeneilanden door, tastte het land, dat daar achter lag, aan en vernielde het grondig. In 1170 verdween al bet land tussen Texel, Medemblik en Stavoren en ± 1250 werd Harlingcn een zeeplaats.
Omstreeks 1400 ontstond de opening tussen Noord-Holland en Stavoren; toen was de Zuidelijke boezem der zee er spoedig.
Langs de kusten liggen enige zeer ondiepe banken: o.a. het Vrouwenzand, Pampus, Enkhuizerbank en Harderwijkerbank, die voor de scheepvaart bezwaar opleverden.
Toen de Zuiderzee nog zee was, bestond er een belangrijke visserij, thans is deze vrijwel verdwenen. Alleen de zoetwatervisserij geeft enkelen nog een bestaan.
Als de inpolderingen volledig haar beslag gekregen hebben, zullen ook de merkwaardige eilanden Marken, Urk en Schokland tot het verleden behoren.
Zuiderzeewerken. Wij, Nederlanders, zijn steeds gedwongen geweest ons land met alle mogelijke middelen te verdedigen tegen het water en, zo mogelijk, land op het water te veroveren. Dat is gedurende vele eeuwen geschied en het grootste werk van deze tijden is nu weer de afsluitdijk en droogmaking van de Zuiderzee.
Toen de droogmaking van de Haarlemmermeer zo goed gelukt was, begon men er aan te denken, of het niet mogelijk zou zijn de Zuiderzee droog te leggen. Reeds omstreeks 1850 ontstonden tal van plannen, die zich niet alleen tot de eigenlijke kom van de Zuiderzee bepaalden, maar ook een deel van de Waddenzee omvatten. Van deze plannen is men later teruggekomen, de plannen werden bescheidener, maar bleven groots. Een Zuiderzeevereniging werd opgericht, waarvan Ir. Lely de technische adviseur werd, en zij bereidde door onderzoek de drooglegging voor.
Bij de wet van 14 Juni 1918 werd in Art. I bepaald, dat, op een nader vast te stellen wijze, de Zuiderzee zou worden afgesloten door een afsluitdijk, lopende van de Noord-Hollandse kust door het Amsteldiep naar de Friese kust bij Piaam (in 1926 werd „bij Piaam” veranderd in „benoorden Piaam”). Dit geschiedde om eventueel een beteren grondslag voor den te leggen dijk te vinden.
In 1920 werd met het werk een begin gemaakt. Tussen 1922 en 1926 was een bedrag van vier millioen gulden per jaar toegestaan. In die jaren waren de voornaamste werken: een afsluitdijk door het Amsteldiep, waardoor Wieringen met het vasteland van Noord-Holland werd verbonden, en een kanaal van Ewijksluis tot het Nieuwediep, vooral ten behoeve der afwatering. Tussen 1925 en ’27 werden de zeeweringen langs de Noordkust van Wieringen verhoogd en versterkt wegens de te verwachten rijzing der stormvloedstanden na de afsluiting van de Zuiderzee. In 1926 werd besloten tot krachtige voortzetting der werken, allereerst en vooral ook door het indijken en droogmaken van de Wieringermeer.
In den afsluitdijk zouden twee complexen van uitwaterings- en schutsluizen worden gemaakt. Eén complex ten Oosten van Wieringen en één bij het Kornwerderzand. De dijk heeft twee bochten, bij de Middelgronden en bij de sluizen bij het Kornwerderzand.
Het was natuurlijk van het grootste belang de hoogte van de kruin van den afsluitdijk zó vast te stellen, dat overstorting van water, zelfs bij de hoogste stormvloeden, niet kan plaats hebben. Men heeft alles zeer ruim berekend en de kruinhoogte toen vastgesteld op 7.25 meter + A.P. De dijk is meestal 34 meter breed en kwam in 1932 gereed; de Wieringermeerpolder in 1931.
Het gebied met een zandbodem tussen Stavoren en Enkhuizen, ongeveer 1/3 van het gehele gebied, is bestemd om water te blijven. Als alle polders ingedijkt zijn, zal een totaal grondoppervlak gewonnen zijn groter dan Zeeland, een woongebied voor +/- 250.000 mensen.
Andere indirecte voordelen van de afsluiting zullen zijn, dat de onderhoudskosten van de zeedijken langs de voormalige Zuiderzee sterk zullen verminderen en men in Noord-Holland en Friesland ’s zomers zoet water uit het IJselmeer zal kunnen binnenlaten.
Overigens heeft een grootscheeps opgevatte actie ervoor gezorgd, dat de bevolking rond de Zuiderzee, die voor een belangrijk deel „op de zee” leefde, op andere wijze haar levensonderhoud kan vinden.