is de min of meer heldere vloeistof, die van het bloed overblijft, wanneer de rode bloedlichaampjes daaruit afgescheiden zijn. In den regel wordt met dit woord echter bedoeld een serum, dat behalve de gewone bestanddelen, ook nog bepaalde, waardevolle stoffen bevat, die er langs wetenschappelijken weg aan zijn toegevoegd.
Het hier bedoelde serum is n.l. afkomstig van dieren, die meestal herhaaldelijk kunstmatig zijn besmet met een bepaalde ziekte en welker bloed, op precies dezelfde wijze als bij de mensen na een inenting met pokstof, tegengif tegen die ziekte heeft ontwikkeld. Met dit serum worden, bij de wetenschappelijke methode ter voorkoming van besmettelijke ziekten, de mensen ingespoten, om dat tegengif in hun bloed te brengen en op die wijze hun weerstandsvermogen te versterken tegen bepaalde infectieziekten, zoals b.v. typhus, cholera, enz., zodat zij soms van een besmetting zelfs weinig of niets bespeuren.Het doel van de serumtherapie (geneeswijze) ten aanzien van de genoemde ziekten is dus hetzelfde, als dat van de koepokinenting tegenover de pokken, alleen de methode verschilt. Bij de koepokinenting wordt n.l. bij de ingeënte mensen het „tegengif” tegen de ziekte door het organisme van de ingeënten zelf in het bloed gevormd, terwijl volgens de serumtherapie de tegengifstoffen direct door inspuiting in het bloed gebracht worden.