is de naam van een volk, dat reeds lang vóór en ook tijdens het volksbestaan van Israël in Zuid-West Kanaan woonde en dat in het Oude Testament van den Bijbel herhaaldelijk wordt genoemd. De afkomst van dit krijgshaftige volk, dat een beschaving bezat, die aanvankelijk verre uitstak boven die der Oude Joden, is niet geheel duidelijk, maar veel wijst op nauw verband met Kreta; vast staat, dat de Philistijnen niet van Semietischen oorsprong waren.
Het rijk der Philistijnen bestond uit vijf door evenzovele vorsten geregeerde landstreken. Hun steden waren rijk aan inwoners en bevatten machtige tempels en bouwwerken.Vele eeuwen lang stond een deel van het land onder Philistijnse heerschappij. Eerst onder koning David, die eenmaal als jongeling den Philistijnsen reus Goliath versloeg, gelukte het den Israëlieten, om den Philistijnen verscheidene zware nederlagen toe te brengen en hen vele jaren lang aan zich te onderwerpen.
David vormde toen zijn lijfwacht uit Philistijnse krijgers. In latere eeuwen verdwijnen de Philstijnen als onafhankelijke natie uit del geschiedenis. Hun land werd bij Syrië gevoegd, nadat het eerst door veroveraars als Nebukadnezar en Alexander den Grote was gebrandschat, geplunderd en verwoest. Toch leeft hun naam nog voort in het woord „Palestina”, dat een Griekse vorm is van den oorspronkelijken (Bijbelsen) naam van hun land Peleschet.