Zo noemden de Romeinen ten tijde der Republiek een triomftocht van den tweeden rang, welke werd toegestaan aan een veldheer, die niet geheel onder eigen verantwoordelijkheid had gezegevierd of wiens daden niet van de allereerste grootte konden worden genoemd. De veldheer reed dan niet op den veldheerswagen, doch was te voet of te paard; inplaats van een lauwerkrans droeg hij een myrtenkrans en hij was niet gekleed in den veldheersmantel, doch in de gewone „toga praetexta” (met purperen rand).
In den tegenwoordigen tijd heeft ovatie de betekenis van een enthousiaste, spontane huldebetuiging voor een publiek persoon, een kunstenaar, een staatsman, enz.