Hieronder verstaan we zowel de op 7 November 1917 in Rusland uitgebroken revolutie, die het Czarenhuis ten val bracht en leidde tot de stichting der Sowjetrepubliek, als ook de revolutie, die in November 1918 in Duitsland als gevolg van den verloren Wereldoorlog uitbrak.
Beiden zijn te beschouwen als een reactie op de al te grote spanning en inspanning, waaraan de volkeren in deze grote wereldramp onderworpen werden en die zich zó uiten moest in het kamp der verslagenen. Ongetwijfeld werkten er, vooral ook in Rusland, andere factoren mee, maar de teleurstelling over de schijnbaar nutteloos gebrachte offers, de inzakking van het zolang op te hoog punt-opgehouden moreel waren toch wel de hoofdoorzaken van de grote omwenteling in beide landen, die geheel andere toestanden en verhoudingen schiep. „Kronen rolden over de straat”, het bloed der ongelukkige Czarenfamilie vloeide, Keizer Wilhelm vluchtte naar ons land, heel het politieke bestel in beide landen onderling een plotselinge en wezenlijke verandering. Veel, wat hoog gestaan had, algemene achting had genoten, viel; veel, wat nooit van waarde was geacht, nooit zich had kunnen doen gelden, bleek over ongekende mogelijkheden en vaardigheden te beschikken. En te. midden van de grote ontreddering, de diepe ellende in velerlei opzicht, maakten de beide nieuwe, enorme republieken, zozeer verschillend in aanleg en wezen, zich op om te komen tot vernieuwing van het volksbestaan: beide op weg naar de absolute dictatuur!