is een mooie en prettige zomersport, die vooral in Amerika veel beoefend wordt en daar baseball heet (zie ook aldaar).
In ons land wordt ze in competitie-verband, vooral in Amsterdam, Haarlem en omgeving, beoefend en verder nog al eens op de „openlucht”-uurtjes van onze middelbare scholen. Honkbal wordt op een grasveld gespeeld, waarop een vierkant wordt afgezet van ruim 27 X 27 meter. De spelers verdelen zich in twee negentallen, een veldpartij en een slagpartij.
Op elk der vier hoeken is een zogenaamd „honk”. Het eerste is het thuishonk. Daar plaatst zich één van de spelers van de slagpartij met het slaghout. De veldpartij plaatst één van haar spelers in het midden van het vierkant met den bal, hij is de werper; één plaatst zich achter ’t thuishonk, drie anderen bij de andere honken en de overige vier buiten of binnen het vierkant in ’t veld.
De werper gooit nu den bal naar dengene, die zal slaan; raakt deze den bal, dan slaat hij hem zover mogelijk het veld in en rent naar het eerste honk en zo mogelijk naar het tweede. De veldpartij mag echter proberen hem met den bal uit te tikken. Lukt dat, dan heeft de slagpartij één strafpunt. Ook als een geslagen bal gevangen wordt, krijgt men een strafpunt.
Lukt het een speler op zijn eigen slag alle honken langs te komen, dan krijgt hij twee punten, hij moet dan wel erg ver geslagen hebben. Komt hij binnen op den slag van een volgend speler, dan één punt.
Ook mag nooit meer dan één speler op een honk staan en mag een speler van de slagpartij, wanneer de werper driemaal een bal naar hem geworpen heeft, die buiten het bereik van het slaghout was en waarop hij niet gereageerd heeft, vrij naar het eerste honk tippelen.
Als de slagpartij drie strafpunten heeft, wordt gewisseld; meestal speelt men een achttal beurten en telt dan op, welke partij de meeste punten behaald heeft.
Jullie moeten dit aardige spel zeker eens doen!