Geen sport, die in de laatste jaren in Nederland zo aan belangstelling heeft gewonnen als hockey.
Dit is vooral ook te danken aan het schitterende resultaat, dat de Nederlandse hockeyspelers bij de Olympische spelen, in 1928 te Amsterdam gehouden, behaalden. Zij brachten het daar tot de finale, waarin ze slechts met enige doelpunten verschil geslagen werden door de roemruchte Brits-Indiërs, die gewend waren met dubbele cijfers te winnen. Duizenden en duizenden woonden den opwindenden strijd bij en juichten de Nederlandse hockeyers hartstochtelijk toe.
Het was bepaald een der hoogtepunten in het bestaan van het Nederlandse hockey.
Voor degenen onder jullie, die deze móóie sport niet kennen, wil ik hier een korte — en natuurlijk lang niet volledige — beschrijving van dit spel geven.
Het wordt evenals voetbal gespeeld op een groot grasveld. Het veld heeft ongeveer een zelfden vorm als een voetbalveld. Ook hier hebben we doellijnen, zijlijnen en een middenlijn. De 'doelen zijn echter veel kleiner en het doelgebied is hier niet zoals bij voetbal een rechthoek, maar een halve cirkel, waarvan het middelpunt midden in het doel ligt. Voorts zijn er op 24 M. afstand van de doellijnen, lijnen evenwijdig aan deze aangebracht en op enige meters afstand van de zijlijnen nog een paar zijlijnen.
Evenals bij voetbal wordt met elftallen gespeeld; iedere speler is in ’t bezit van een stick, een haakvormig omgebogen stok, die bovendien aan het omgebogen einde aan de rechterzijde een gebogen oppervlak heeft; met dien kant mag men den bal niet slaan.
De bal is klein en hard, hij bestaat uit een loden kern, waaromheen geperste kurk en dan rubber zit. Hij is wit geverfd.
Natuurlijk is het evenals bij voetbal de bedoeling, den bal zo vaak mogelijk in het doel der tegenpartij te doen verdwijnen en zo min mogelijk den bal tussen de eigen palen te zien verdwijnen.
Het spel begint met een zogenaamde „bully”. De midden-voors van de twee partijen plaatsen zich in het midden van ’t veld, ieder met één been op de eigen speelhelft en één been op die der tegenpartij. Precies op de lijn ligt de bal. Ze plaatsen nu hun sticks op den grond en als een van de twee scheidsrechters ’t beginsignaal geeft, heffen ze de sticks op, tikken die tegen elkaar, raken weer den grond, tikken weer en dit nog een keer, dan mogen ze den bal slaan en is ’t spel begonnen.
Hoe dat dan verder gaat, daarin kunnen jullie je wel indenken, ik zal hier alleen nog een paar belangrijke hockeyregels opnoemen :
Het is verboden bij een slag de stick boven den schouder te heffen; doet men dit toch, dan maakt men „sticks” en krijgt de tegenpartij een vrijen slag te nemen. Men mag een speler slechts van één zijde aanvallen en mag niet, als men den bal heeft en een speler van de tegenpartij in de buurt is, met dien bal gaan draaien. Natuurlijk mag men den bal niet trappen met de voeten of met een ander lichaamsdeel voortbewegen. Alleen de keeper mag den bal met de voeten trappen, die keeper is meestal dik ingebakerd en heeft hele grote beenbeschermers aan. Had hij dat niet, dan zou ’t stoppen van de soms keiharde schoten practisch onmogelijk zijn. Buiten den cirkel, den slagcirkel, mag echter ook de keeper niet trappen.
In tegenstelling met voetbal mag je bij hockey maar niet van overal op het doel schieten, of liever gezegd: je mag ’t wel, maar als de bal in het doel verdwijnt, geeft je dat toch niets, want het punt telt niet. Van krachtige doelpunten, die vanuit het midden van ’t veld met een kei-hard schot gescoord worden, zoals bij voetbal, zul je dus bij hockey niet lezen.
Eerst wanneer men een bal tot in den slagcirkel gebracht heeft, kan men met kans op succes schieten. Nu begrijpen jullie dus ook de betekenis van het woord „slag”cirkel.
Een corner bij hockey wordt op een andere manier „genomen” dan bij voetbal.
De spelers van de partij, waartegen de corner genomen wordt, moeten zich allen achter hun doellijn bevinden, met dien verstande, dat behalve de keeper zich nog twee spelers in het doel mogen bevinden. Een van de spelers van de andere partij legt den bal nu enige meters binnen de tweede zijlijn of-—als de overtreding, waarvoor de corner gegeven werd, opzettelijk plaats vond — binnen den slagcirkel en enigen van zijn elftalgenoten stellen zich op den rand van den slagcirkel op. Nu schiet de speler den bal naar één van die mensen; deze moet hem eerst stoppen en mag eerst dan op doel schieten; natuurlijk mag hij den bal ook aan een ander doorgeven, maar nooit mag uit een corner of een strafcorner direct gescoord worden. De verdedigers behoeven niet te wachten tot er goed en wel op doel geschoten is, neen, ze mogen direct, wanneer degeen, die de corner neemt, den bal naar den slagcirkel geplaatst heeft, uitlopen en trachten den bal weg te werken.
Wanneer een bal over de doellijn verdwijnt, zonder dat een van de spelers van de verdedigende partij die heeft aangeraakt, dan is de bal achter. De partijen stellen zich dan op aan weerszijden van de „24 Meter lijn” en twee spelers nemen een bully. Van uitschieten door den keeper zoals bij voetbal, is dus geen sprake.
Nu willen jullie nog weten, waarvoor die twee zijlijnen zijn. Wel, de binnenste heeft alleen maar betekenis, als de bal over de buitenste geslagen is. Evenals bij voetbal werpt men den bal dan met de hand in, maar niet hoog door de lucht doch over den grond.
De bal moet nu tussen de twee lijnen den grond raken en tevens moeten alle spelers zich bij het inrollen achter de tweede zijlijn bevinden. De strook tussen de twee lijnen is dus gedurende dien tijd vrij van spelers.
Hockey wordt niet alleen gespeeld door heren maar ook door dames en soms ook wel door gemengde of z.g. „mixed”-elftallen.
De Nederlandse Hockey- en Bandybond is het grote besturende lichaam. Zeer vele verenigingen zijn erbij aangesloten.
Verscheiden elftallen spelen elken Zondag competitie-wedstrijden, net als bij voetbal.
Veel publiek is daarbij nooit aanwezig, en de spelers(sters) vinden dat niet zo erg, ze spelen nog echt voor hun pleizier.