is een wereldhulptaal, die samengesteld is door den Poolsen oogarts dr. L.
L. Zamenhof (1859—1917).Reeds lang vóór de geboorte van dr. Zamenhof hebben allerlei mensen gedroomd van een taal, die door alle mensen gesproken, althans begrepen zou kunnen worden, en hebben zij pogingen gedaan zulk een taal samen te stellen. Zelfs de beroemde Descartes had in 1620 soortgelijke ideeën, en ook de Duitse filosoof Leibniz had in 1666 een systeem van internationaal te begrijpen tekens klaar, dat dus geen spreektaal, doch een schrijftaal zou zijn.
Geen van alle, in den loop der tijden vóór Esperanto ontworpen stelsels, heeft echter veel opgang gemaakt, behalve Volapük, dat in 1880 gepubliceerd werd door den Duitsen monnik Martin Schleyer, en dat het tot een tamelijk groot aantal, ongeveer i millioen, beoefenaars gebracht heeft. Een bezwaar van Volapük was echter, dat de spraakkunst te moeilijk was. En het blijft toch ook de vraag, of in het algemeen een bedachte taal als zo’n wereldhulptaal ooit de betekenis zal krijgen, die de warme aanhangers daarvan verwachten.
Dr. Zamenhof, die in zijn jeugd woonde in de Poolse stad Bjelostok, gelegen in een deel van het land, waar Russen, Polen, Duitsers en Hebreeuws sprekende Joden door elkaar woonden en elkaars taal niet konden verstaan, werd reeds als kleine jongen getroffen door de onenigheid, die onder de mensen heerste, doordat zij elkander niet konden begrijpen. Hij kwam tot de overtuiging, dat het over de gehele wereld net zo was als in zijn woonplaats, en dat er veel internationale kwesties waren, die voortvloeiden uit misverstand door taalverschil. Hij zon op middelen, om dit kwaad uit de wereld te helpen en kwam op zijn beurt tot de conclusie, dat er een internationale taal zou moeten bestaan, welke iedereen zou kunnen begrijpen en spreken. Doch direct begreep hij ook, dat deze taal zeer gemakkelijk te leren moest zijn en geen grote grammaticale moeilijkheden mocht bieden, daar zij er anders nooit „in” zou komen.
In het jaar 1878 had hij een ontwerp gereed, een soort voorloper van het Esperanto, dat hij met enigen van zijn vrienden van het gymnasium ging leren.
Eindelijk was hij in 1887 zover, dat hij meende met zijn taal voor den dag te kunnen komen en in dat jaar gaf hij zijn eerste brochure uit.
In den beginne verbreidde het Esperanto zich heel langzaam, doch ongeveer vanaf 1920 heeft het aantal Esperantisten zich in sneller tempo uitgebreid.
Ofschoon, zoals we reeds vertelden, Esperanto is ontstaan uit het ideaal van dr. Zamenhof, om den vrede onder de volkeren te bevorderen, heeft Esperanto op allerlei gebied rechtstreeks practisch nut, naar men zegt. Men denke aan het toerisme, aan internationale handels-correspondentie, radiouitzendingen, sprekende films, enz.
In den loop der jaren is gebleken, dat Esperanto zowel schriftelijk als mondeling practisch bruikbaar is; want niet alleen wordt er door veel Esperantisten een uitgebreide correspondentie gevoerd met geestverwanten in andere landen, doch ook als spreektaal heeft Esperanto reeds bewijzen van bestaansrecht gegeven. Er zijn thans in alle plaatsen van betekenis verenigingen van Esperantisten, al of niet aangesloten bij een landelijken bond, doch naast deze plaatselijke verenigingen en landelijke bonden bestaat een grote internationale vereniging. Op de congressen dezer vereniging blijkt, dat Esperanto ook als spreektaal bruikbaar is, want daar wordt vrijwel niets anders dan Esperanto gesproken.
Het teken, waaraan de Esperantisten elkander herkennen en dat zij tevens dragen, om algemeen de aandacht op Esperanto te vestigen en er propaganda voor te maken, is de vijfpuntige groene ster; zoals jullie misschien weten, is groen de kleur van de hoop (het woord „Esperanto” betekent ook „hij, die hoopt”), terwijl de vijf punten van de ster de vijf werelddelen verenigd voorstellen.
Veel voor de verbreiding van Esperanto heeft ook gedaan de Hongaarse R.K. priester Andreo Cseh. Deze vond een speciale methode van onderricht, die later de Cseh-methode is genoemd, en volgens welke hij Esperanto onderwees in Esperanto, dus zonder gebruik van de moedertaal van de ene of andere groep der cursus-deelnemers.
In ons land bestaan behalve de neutrale landelijke Esperanto-verenigingen nog vier andere. In Arnhem heeft het gemeentebestuur aan het Esperanto-Instituut ’n landgoed in bruikleen afgestaan, om daar Esperanto-cursussen en -bijeenkomsten te houden.
Over het Esperanto zelf zullen we niet te veel vertellen. Alleen verklappen we je, dat... er maar 16 taalregels zijn. Denk je daar eens in, wat een gemak!