In vele grote wateren en speciaal in vele rivieren is het niet mogelijk,, dat grote schepen vlak aan den oever meren. Het water is daar te ondiep voor den vaak groten diepgang der schepen.
Om deze schepen nu toch te kunnen vastleggen, heeft men in den stroom, waar deze diep genoeg is, (en ook wel in havens) zware palen ingeheid, die een eind boven water uitsteken. Meestal worden deze palen nog weer door scheef gestelde balken gesteund.
Dit samenstel van palen noemt men een dukdalf.
Het is afgeleid van Duc d’Albe, den Hertog van Alva, die deze meerstoelen het eerst zou hebben laten aanbrengen.
Ook in havens, waar de schepen wèl aan den kant kunnen komen, bouwt men toch dikwijls dukdalven. In de eerste plaats geschiedt dit om redenen van plaatsgebrek aan de kade. Ook in overlaadhavens, dat zijn havens, waar de goederen van de zeeschepen in de rivierschepen worden overgeladen, of omgekeerd, maakt men veel gebruik van dukdalven. Het is dan mogelijk, om aan beide zijden van den Oceaanstomer uit rivierschepen te lossen of rivierschepen te laden.
Als jullie eens in Rotterdam komen, moet je hier eens op letten. Rotterdam is een der grootste overlaadhavens.
Tegenwoordig construeert men vaak in de grote zeehavens zeer zware meerstoelen van beton. Deze noemt men echter geen dukdalven. Ook gebruikt men thans vaak vastgeankerde meerboeien voor hetzelfde doel.