De bassleutel, ook f-sleutel genaamd, duidt aan, dat de noot op de 4de lijn (van onderen) de kleine f is. Dat is een lage toon, die op de hoog-afgestemde instrumenten b.v. viool of fluit niet te spelen is, maar wel op de laag afgestemde, zoals de contra-bas, de cello, de fagot.
Daarom plaatst men den bassleutel voor die muziekpartijen, welke in de lagere toonhoogte liggen, dus hoofdzakelijk voor de baspartijen. Nu weet je ook meteen, waarom dit muziekteken „bassleutel” heet (zie Notenschrift).