[v. MLat. sophisticare, van Lat. sophisticus = spitsvondig, sofistisch (z.a.)]
1. vervalsing, spec. van een tekst (bijv.: dat boek is een sofisticatie, het is door een modern schrijver geschreven, onder voorwendsel dat het een herontdekte tekst van een oude schrijver is);
2. [Belg., via Fr. van Eng. sophistication = ook: geraffineerdheid, gekunsteldheid, onnatuurlijkheid] gemaaktheid, gekunsteldheid.