[Lat. simulatio]
1 het simuleren, spec. het veinzen van een ziekte of gebrek;
2 (jur.) het verrichten van schijnhandelingen;
3 [waarsch. via Eng. simulation] nabootsing van een model of systeem op een ander (bijv.: nabootsing van bep. gedragingen van een stelsel door het gedrag van een eenvoudiger systeem); nabootsing van menselijk gedrag (bijv. m.b.v. computers).