[Lat. optans, optantis = o.dw van optare = wensen]
1 (alg.) wie opteert;
2 (hand.) hij die de optie (z.a.) betaalt; hij die het recht bezit nog te leveren of te vorderen;
3 persoon die bij overdracht van zijn woongebied aan een andere staat gebruik maakt van het recht om voor zijn oude of voor de nieuwe nationaliteit te kiezen; spijtoptant, persoon die bij het onafhankelijk worden van het voormalige Ned. Oost-lndië had geopteerd voor de Indonesische nationaliteit en daar later spijt van kreeg.