ook: cordon [Fr. cordon, verklw. van corde = touw; zie koord]
1 draagband; geweerriem;
2 keten van miI. troepen of posten langs of rondom een gebied ter vorming van een afweerlinie, ook tegen uitbreiding van besmettelijke ziekten, smokkelarij, om ontsnapping van misdadigers te voorkomen e.d.;
3 kordonlijst.