[Fr. équivoque, van Lat. aequivocus = dubbelzinnig, van vocare= noemen; vox, vocis = stem]
I zn dubbelzinnig gezegde, woordspeling, spec. als deze onbetamelijk is;
II bn gelijkluidend (gezegd van twee woorden die naar vorm gelijk, maar naar betekenis verschillend zijn, zie homoniem); vandaar, dubbelzinnig.