[Eng. = drager, van VLat. carricare = beladen, van Lat. carrus = vrachtwagen]
1. vrachtfiets met drie wielen;
2. (mil.) soort lichte gevechtswagen (bijv. brencarrier, z.a.); ook: vliegkampschip;
3. (med.) drager of draagster van ziektekiemen, die zelf niet ziek wordt (voor die kiemen immuun is) maar wel anderen kan besmetten (die als ze niet immuun zijn wél ziek worden).