[Gr. apostrophè = het zich afwenden, het zich ergens heenwenden, hè apostrophos prosooidia = de betoning (het teken) van de weglating, van apo = weg, en strephein = wenden, keren]
1. afkappings- of weglatingsteken, dat aangeeft dat één of meer letters van het woord zijn weggelaten, bijv.: ’s = des, ’n = een, d’avond = de avond, 't ondenkb’re = het ondenkbare;
2. (stijlleer) wending waarbij de spreker (of schrijver) zich rechtstreeks tot een persoon wendt, meestal een niet-aanwezige of een verpersoonlijkt iets (dier, levenloos voorwerp); vandaar ook: toespraak.