Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Sofia

betekenis & definitie

v

Van Gri. sophia ‘(levens)wijsheid', vgl. Lat. sapientia. In oude tijd werd het begrip 'heilige wijsheid’ (Gri. hagia sophia) wel als een omschrijving van Christus gebruikt en daarna wel als naam voor kerken. Tenslotte werd het ook een vrouwennaam, die ook heiligennaam werd en zich daardoor verbreidde. Volgens een Lat. passio was de hl. Sophia een voorname christin in Milaan tijdens keizer Hadrianus.

Na de dood van haar man verdeelde zij met haar drie dochters (niet met name genoemd, maar later verbonden met de begrippen ‘geloof, ‘hoop’ en ‘liefde’: fides, spes en caritas, Gri. pistis, elpis en agapè, waarvan enkele het ook tot naam brachten) haar bezit onder de armen; kerk. feestdagen; 1 aug. en 30 sept. Berichten over overbrenging van de relikwieën naar het klooster Eschau in de Elzas door bisschop Remigius van Straatsburg in 778, bevorderden de verering in het n.w. van Europa en daardoor de uitbreiding van het gebruik van de naam. Die werd ook gestimuleerd door het feit dat hij in Du. streken een nogal geliefde vorstinnennaam was. In de laat-middeleeuwse martyrologia verschijnt een martelares Sophia uit de tijd van Diocletianus. Haar feestdag is op 15 mei, dus in de tijd van de drie ijsheiligen (12-14 mei). De naam is al vroeg, aanvankelijk vooral in vorstelijke en adellijke kringen in gebruik, vooral ook o.i.v. het huwelijk van keizer Otto II.

In Rijnland: 1011 (Littger); Socin: Sophia, abdis van Essen 1027; Gent: laatste kwart van de 12e eeuw (Tavernier-Vereecken); in Holl.: Sophia, echtgenote van graaf Dirk VI van Holland, 1143. Zij was een dochter van graaf Otto von Rieneck. In de 14e eeuw wordt de naam algemener gebruikt.

< >