m
Van Lat. faustus ‘begunstigend, geluk voorspellend’. Naam van Romeinse keizerinnen, o.m. van de vrouw van Marcus Aurelius en van Constantijn de Grote. Heiligen met deze naam zijn: Faustinus en zijn broer Jovita, legendarische martelaren onder keizer Hadrianus in ca. 122. Zij zijn patroons van Brescia; kerk. feestdag: 15 febr. Voorts: Faustus, Januarius en Martialis, martelaren in Cordova tijdens Diocletianus, ca. 304. Kerk. feestdag: 13 okt.
Zie ook Beatrix. In Du. werd de naam een toenaam, bekend door de 16e-eeuwse zwartekunstenaar Johann Faust, gest. ca. 1540 in Staufen, het prototype van Goethe's 'Faust'.