Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Eusebius

betekenis & definitie

m

Gri. ‘eerbiedig, vroom', vgl. Lat. Pius. De naam kwam in de vroege christentijd vrij veel voor, bijv. Eusebius, bisschop van Cesarea (ca. 313), geb. ca. 263 in Palestina. Hij was een zeer geleerd kerkvader; Eusebius van Emesa was een leerling van hem.

Voorts: Eusebius van Nicomedia, Gri. bisschop, doopte in 337 keizer Constantijn. Heiligen o.m.: 1) Eusebius, paus (308); kerk. feestdag: 26 sept.; 2) Eusebius, eerste bisschop van Vercelli in 340; gest. 371; kerk. feestdag: 16 dec.; 3) Eusebius van Cremona, leerling en vriend van St.-Hieronymus, gest. ca. 423; kerk. feestdag: 5 maart. Na 1453 verrees de nieuwe parochiekerk in Arnhem, die aan St.-Eusebius gewijd werd. In de loop van de 16e eeuw kwam de naam hier in gebruik als doopnaam. Een bekende drager van de naam was Johannes Eusebius Voet (17061778), geneesheer in Den Haag, stichtelijk dichter. Hij gaf in 1736 een 'Proeve eener nieuwe berijming van het boek der Psalmen’ uit.

< >