m
Germ. naam uit Brunstein ‘glanzend’ of 'borstharnas' (zie brun-) en ‘steen, wapen'. In de middeleeuwen komt de naam voor in de vorm Bruinstijn, Brunstiin, Brustijn, Bruistijn, bijv. Brunstijn van Herwijnen (14e eeuw). Bruusten, 's-Hertogenbosch e.o. 14e /15e eeuw.