Gepubliceerd op 16-11-2020

Woudaapje

betekenis & definitie

Ixobrychus minutus (Linnaeus: Ardea) 1766. Zeer kleine soort van Reiger, die vroeger algemeen broedde in de Lage Landen, maar nu zeldzaam is geworden.

De naam kwam en komt bijna uitsluitend in de verkleinvorm voor: een recente neiging om de naam Woudaap te gebruiken is om die reden wat ongelukkig! Ten tijde van Thijsse was de soort algemeen bekend, en nu nóg, vooral in Zuid-Holland, onder de naam Wouwaapje. Oudere optekeningen van de naam vertonen echter niet Wouw-, maar Woudals samenstellend element. Houttuyn 1763: "Kleine Butoor of Woud-Aapje." (Linnaeus noemde de soort in 1758 nog niet). Zowel Vroeg 1764 als Wegman 1765 noemen hem WOUD AAPJE; Vroeg heeft als synoniem: Kleine Reigertje. Het voorkomen "by de uitgeveende plassen in Holland" wordt door Vroeg uitdrukkelijk vermeld. NV 1770 geeft: "Woffer, Houtpitoortje, Woudhopje".

B&O 1822: "De kleine Butoor ←, het Woudhopje, de Woffer, het Hout Pitoortje" (zowel in 1770 als in 1822 wordt de naam Woudaapje dus niet genoemd) (Let op dat Houtrijmt met Woud-). Een sterke indicatie voor hoe de naam vroeger in het N luidde, is zuidafrikaans Woudapie, voor precies deze soort [McLachlan & Liversidge 1980].De naam Woudaapje is alleen in het N bekend. Zelfs in het fries, in welks taalgebied deze vogel trouwens nooit talrijk is geweest, kent men geen soortgelijke naam. Hier is er wel de plastische naam Woffer ←. Het vermoeden is gerechtvaardigd, door het bestaan van enkele qua klank veel op elkaar gelijkende namen, dat de volksetymologie bij de naamgeving van deze wat geheimzinnige vogel een grote rol heeft gespeeld.

Over de betekenis van het tweede element van Woudaapje bestond tot dusver geen onenigheid. De opvatting echter dat het hier een "handig in de Rietstengels klauterend Aapje" betreft is je reinste volksetymologie. Dews. oudere N namen Woudhopje en Woudöp ← wijzen daar op. De roep van het Woudaapje lijkt qua klank (niet qua ritme) iets op dat van de Hop Upupa epops, een vogel die overigens h.t.l. niet erg algemeen zal zijn geweest. Wanneer we er van uitgaan dat het vooral het geluid is geweest dat de naam Woudaapje heeft bepaald (zoals in zovele andere namen van deze vogel, ook in andere talen), dan lijkt Woudhopje ook beter dan Woudaapje. Het op het eerste gezicht wat curieuze verkleinwoord '-hopje' (een Woudaapje is groter dan een Hop!) is misschien verklaarbaar wanneer we letten op het overeenkomend aantal lettergrepen in -hopje en mnl Hoppe 'Hop'. Dit "hopje" zou dan in het 'woud' van Riethalmen hebben kunnen leven (volgens sommigen), maar het is ook niet geheel uitgesloten (volgens anderen) dat met "wou" de roep werd aangegeven en dat de -dingevoerd werd om de uitspraak te vergemakkelijken.

Veel aannemelijker is dat de toenmalige naam mnl Wedehoppe 'Hop' integraal op het Reigertje is overgedragen (vanwege het geluid) zonder dat men zich om de correcte biotoopsaanduiding in de naam (mnl wede 'struikgewas, (Wilgen)twijg'; oudsaksisch *widu 'woud') bekommerde!

Nemen we echter tóch aan dat -hopje is verbasterd uit -aapje, wat kan dan de overeenkomst met de Aap geweest zijn?

1.) de roep deed denken aan die van een bepaalde Aap, dus 'het "wouw"roepend Aapje' (lijkt minder ws., al weet ik niet zeker in hoeverre ook een Aap een redelijke imitatie van het Woudaapje doet; vgl. de volksnamen Woffer, Blafhond, Vleethond ←, die suggereren dat het geluid m.n. op datvan een Hond lijkt);
2.) de kleur van de vogel deed denken aan die van een Aap, en dan wellicht van bijv. het Zuidamerikaanse Leeuwaapje Leontocebus leonicus (vgl. F Butor blongios <Héron blongeois (letterlijk'geelblonde Reiger')) (nog minder waarschijnlijk, en in dit speciale geval kan de naam niet van vóór 1492 stammen!);
3.) de bewegingen van de vogel herinnerden aan die van een handig door de begroeing (het 'woud' van Riethalmen) klauterend Aapje (dan verlaten we dus het idee dat het auditieve aspect de vogelnaam bepaald heeft, en veronderstellen we visuele kennis van de vogel bij de naamgever(s); niet zo ws., maar toch het overwegen waard in een tijd dat in bepaalde streken veel Woudaapjes voorkwamen). In dit geval moet de oorspr. naam Woudaapje ('Aapje in het woud') geweest zijn, want een combinatie van een handig klauterend Aapje dat dan tevens "wouw" roept, komt nog meer gekunsteld over;
4.) de bewoners van de noordhollandse plaats Westwoud, waar het Woudaapje waarschijnlijk volslagen onbekend is, hebben als spotnamen: 'Grippele-skoiters' (=zij die in een greppel hun behoefte doen) of 'Woudapen' (? ='bosmensen, oerwoudbewoners'). Indien 'Woudaap' een wijdere en meer verbreide betekenis had, zou dit ook een reden voor de naam van de vogel geweest kunnen zijn met de bedoeling 'in the bush levende vogel', 'de vogel die je haast nooit goed ziet'.

De herkomst van het element woud is dus een bron van discussie geweest (vgl. Voous 1992). Het zou een weergave van de roep van de vogel geweest zijn. Ervóór pleitte dat heel veel namen gegeven zijn naar aanleiding van het geluid dat de vogel maakt, welk zoveel gemakkelijker is waar te nemen dan iets van het uiterlijk van de vogel. Maar [wauw] of [waut] als geluidsnabootsing voldoet voor deze soort niet erg: het is eerder "RRoe:", waarbij R = gebrouwde r. Ook moet men het tweede deel van de naam in de gaten houden: niet alle combinaties lijken even plausibel (zoals verwoord onder 3. hierboven).

'Woud' kan betekenen:

1. in overdrachtelijke zin: een woud van Riethalmen of andere obstakels,
2. (moeras)bos (met hoog opgaand geboomte),
3. nog andere vorm van landschap, bijv. 'weiland' (westfries peerdewoud 'Paardenwei').

Te bezien valt echter in hoeverre dit woord samenvalt met de geschikte biotoop voor het Woudaapje op de plaats en in de tijd dat diens naam ontstond. De Friese Wouden bijv. geven mogelijkwel een geschikt biotoop aan, maar daar zaten nauwelijks of geen Woudaapjes! Bovendien kennen de Friezen de naam Woudaapje niet, dus kunnen zij er ook niet de naamgevers van zijn.

In Zuid-Holland, een vroeger bolwerk voor Woudaapjes, komen wel geografische benamingen voor met -woud, maar deze duiden alle op moerasbos met opgaand geboomte. Sommige benamingen stammen ws. uit een veel ouder tijd dan die in welke de vogelnaam zal zijn ontstaan (bijv. Merwede <Meriuuido (11e eeuw) <Meruada (877) =(Wilgen)bos aan het water, 'woud' aan het meer; vgl. het woorddeel -wede in Wedewale sub Wielewaal).

De meest voor de hand liggende entree van het element woudin de naam voor het Reigertje krijgen we als we uitgaan van één der weinige beschikbare middelnederlandse vogelnamen, nl. Wedehoppe; de verdere ontwikkeling kan dan geweest zijn: mnlWedehoppe > *Woudhoppe > Woudhopje > Woudöp ← > Woud-Aap. De naam Wedehoppe (=Hop) kan beschikbaar gekomen zijn toen de Hop zeldzaam werd in onze streken en men heeft Hop en Woudaapje in naam verward, ofwel men heeft wegens een gemeenschappelijk kenmerk (het geluid) de naam van de ene soort op de ander overgedragen. Het 'beschikbaar' komen van een naam zien we ook bij Dodaars: aanvankelijk was dit de naam voor de Dodo, maar toen deze uitstierf, ging de naam over op de Dodaars Tachybaptus.

Het is tenslotte ook nog mogelijk dat -hoppe de betekenis 'springer', 'huppelaar' heeft gehad (voor de Hop is dit een vaker geuite opinie), zodat Woudhopje de aanvankelijke betekenis van 'huppelaar door het (Riet)woud' had; hierbij kan gedoeld zijn op het klauteren door de vegetatie, maar ook op het met tussenpozen zich vliegend vanuit de dichte vegetatie verheffen (baltsende Woudaapjes doen dat).

ETYMOLOGIE woud: zie sub Woudboomkruiper. Het eerste deel van Woudaapje is een verbastering van een voorloper van het woord 'weide', waarvoor zie sub Weidepieper.

< >