Noordbrabantse naam voor de Kramsvogel [Albarda 1897 p.37] en/of Grote Lijster [kaartje in Swanenberg 2000 p.74]. Daams 1947 geeft "Vlierschuit" op (voor de Grote Lijster).
De naam gold ws. oorspronkelijk voor de Kramsvogel, want zelfs ten tijde van Albarda 1897 was de Grote Lijster nog een zeldzame vogel; de Kramsvogel daarentegen was vanaf oktober een talrijke wintergast, die de dan nog voorradige Vlierbessen wel wist te vinden.Voor Zwarte Vlierscheut ←.
Het element -scheut laat wat ruimte in de verklaring; mogelijk wilde de naamgever aangeven dat de vogel met grote snelheid op de Vlierbessen afkwam (afschoot).
ETYMOLOGIE Vlier (Sambucus): N Vlier <N VLIER, VLIER-BOOM [Vierde Kiliaan c.1618] <mnl Vlieder, vlier, vleder, vleer, vliender, vlinder [MH 1932]; achterhoeks Vlier, Vleer [kaartje in Schaars 1987 p.272] <mnd Vleder <oudsaksisch *fliodar; D Flieder 'Sering'; voor het boomnamen-suffix -der zie sub Tèrputje.
