Noordbrabantse volksnaam voor de Hop. Wickevoort Crommelin 1858 (in: Herklots, Bouwstoffen): "Upupa epops.
Linn.: in Noord-Brabant ook vlaszaaijer genoemd, omdat hare komst in die provincie aan de landlieden te kennen geeft dat de geschikte tijd om vlas te zaaijen aangebroken is." April was/is de tijd om vlas te zaaien [Kocks &Van der Poel 1981 p.Z197] en april is ook de maand waarin de Hop terugkomt [Vogelzang & Steinhaus 1987; DB 9: 171] De naam komt qua bedoeling overeen met de naam Bonenpotter in de Achterhoek [Schaars 1989 p.368], welke daar óók aan Koekoek en Wielewaal gegeven wordt. B&TS 1995 (p.158, 159) leggen niet het verband met ‘tijd om te zaaien, resp. te poten', maar verklaren de naam Vlaszaaier wegens een onaangename reuk van het lijnzaad (=Vlaszaad), die het met de Hop delen zou.