Gepubliceerd op 16-11-2020

Vlaamse Gaai

betekenis & definitie

Garrulus glandarius (Linnaeus: Corvus) 1758. Zie ook Gaai. "Vlaamsche Gaay" is de gangbare N naam bij Houttuyn 1762 (p.313-314).

Een oudere opgave komt ook uit Houttuyn (p.322), waar het volgende staat: "De Staaten van Zeeland behandelen, in hun Plakkaat van den jaare 1712, de Kraaijen, Aaksters en Vlaamsche Gaaijen, alle te samen, op dergelyken voet, gebiedende het verstooren van derzelver Nesten ..."Schlegel 1852 vermeldt: "DE VLAAMSCHE GAAI. In Noord-Brabant markolf." Getuige zijn vele volksnamen moet de Vlaamse Gaai in vele delen van ons taalgebied een bekende vogel zijn. In Holland, en wellicht ook Vlaanderen waar weinig Eikenbossen zijn, is dit dan misschien nog het minst zo. Spaanse Ekster houdt misschien verband met de onder -1.) genoemde theorie. De namen Ekster en Gaai werden vaak hopeloos door elkaar gebruikt en ook wel aangewend voor niet-verwante vogels zoals de Klauwieren (Klapekster ←). Wouter ← is een naar een persoon wijzende benaming, een veel voorkomend fenomeen bij vogelnamen. Voor Marrekolf en Meerkol ←.

De volksnamen Krijtekster en Schreeuwaakster duiden op de luidruchtigheid van de soort, welke mogelijk de naam Scharrelaar ← [bij B&O 1822] ook tot stand gebracht heeft. De Vlaamse Gaai zou bij uitstek de soort geweest kunnen zijn, die zijn naam (Scharrelaar) 'overgedragen' heeft op de soort, die die naam nu draagt. Ook Eikelaakster, Hannebroek ←, Houtekster, Walekster, Markloper, Spaanse Ekster ←, Rotzak ← en Takhoer ←.

Voor de verklaring van 'Vlaamse' zijn vier mogelijkheden denkbaar:

1.) Het zou kunnen berusten op het feit dat de Vlaamse Gaai in de Lage Landen in sommige jaren invasiegast is, d.w.z. vrij massaal van elders komt binnentrekken. Dat 'elders' kan dan bij het volk aanleiding zijn tot speculaties daarover, want vaak wist men (en weet men) niet precies wat het land of de streek van herkomst was (is). Zo noemt men de Pestvogel: Bemer ( = 'Bohemer') ←, de Strandleeuwerik: Franse Leeuwerik ← en in Yorkshire noemt men de Bonte Kraai: Dutch Crow. In deze gevallen geeft het land van vermeende herkomst uiteraard niet het land waar de naamgeving plaatsvindt weer. De naam Vlaamse Gaai is in deze uitleg dus juist niet afkomstig uit Vlaanderen, maar bijv. uit Holland. Een aardige bijkomstigheid is nog dat het woord Gaai ← via het picardisch (de taal in Noordwest-Frankrijk) ons taalgebied is binnengekomen, dus dat voor 'Hollanders' in ieder geval in de juiste richting werd gewezen als men het had over de Vlaamse Gaai, 'de uit Vlaanderen afkomstige Gaai'.
2.) De VK geeft: "Gay (verouderd) ... Psittacus ... gal. (=F) gaey (sic!), ang. [=E] iaye". Hierin geven de E en F woorden ws. etymologische equivalenten, geen betekenis-equivalenten weer. 'Psittacus' wijst erop dat met 'Gay' (eerder) de Papegaai werd bedoeld. Ter onderscheiding van de 'inlandse' Gaai was dan een nadere precisering nodig en die zou kunnen bestaan uit de toevoeging 'Vlaamse' ( = inheemse). In deze uitleg zou de naam juist wél uit Vlaanderen afkomstig moeten zijn. Maar in geen enkel vlaams dialect wordt deze benaming gebruikt; men kent de benaming in Vlaanderen alleen uit hoofde van officiële N naam1 [RDeFraine, Testelt].

Jacob van Maerlant (c.1235-1300) werd geboren in de omgeving van Brugge, vestigde zich later op Voorne (in het oord Maerlant, bij Brielle (ZH)) en keerde omstreeks 1266 terug naar het westvlaamse Damme. In zijn Natueren Bloeme ('het mooiste in de natuur') schrijft hij:

Garrulus is eens voghels name, Die in busschen ende in brame Voor allen voglen die leven Meeste ghecrijs ende luuts utegheven, Dies is hi garrulus ghenant.

Een gai hetet in Wals lant."

Deze dichtregels kunnen een aanwijzing zijn, hoe de Lat (boeken)naam Garrulus op het punt stond door de eenvoudiger (volks)naam Ga(a)i vervangen te worden. Van het adjectief 'Vlaams' is dan nog geen sprake.

3.) Blok 1988 vermeldt in zijn uitleg van Vlaamse Gaai oa: "F flamand 'vlammend'. Dit wegens de roodbruine kleuren in het verenkleed." Dit is in geschrift niet juist (F flamant =vlammend, Flamingo; F flamand =vlaams, Vlaming), maar ook heeft die uitleg tegen zich dat deze 'woordspeling' dan vanuit het F tot ons gekomen moet zijn. Mij is ook geen F 'Geai flamand' bekend, wat een onontbeerlijke steun voor deze etymologie moet zijn. De F naam Flamand (>N Vlaming) zelf zou volgens één der mogelijke etymologische verklaringen wél met 'vlammend' en 'Flamingo' te maken kunnen hebben: de Portugezen noemden destijds de vlaamse koopvaarders zo vanwege hun blonde uiterlijk ('rode koppen', vonden de Portugezen). Zie ook sub Flamingo.
4.) De functie van hetbnw. 'Vlaamse' zou ongeveer gelijkaardig kunnen zijn aan die in Vlaamse Viesel ←. De vogel wordt gekenmerkt door een fraai verenkleed, zo fraai als de gegoede burgerij speciaal uit het rijke Vlaanderen was gewend te dragen. Voor een opmerking over de etymologie van Vlaanderen (>Vlaams) zie sub Koet.

Voor de verklaring van glandarius in de wetenschappelijke naam, zie sub Eikelaakster. Voor die van Garrulus zie sub Scharrelaar. 1

1 WVD 1996 (p.120-125) geeft verspreidingskaartjes van de vlaamse namen voor de soort. Hieruit blijkt dat in de provincie Oost-Vlaanderen de naam 'Vlaamse Gaai' in een tiental plaatsen werd opgegeven, en in de provincie West-Vlaanderen in een tiental resp. twintigtal plaatsen (de gegevens hebben betrekking op vóór resp. na 1950 verzameld materiaal). Niet geheel duidelijk wordt, of "Vlaamse Gaai" als échte volksnaam moet worden gezien, of dat de geënquêteerden deze naam opgaven omdat ze hem uit de gangbare vogelgidsen (in ABN en met de officiële N namen) kenden. In dat laatste geval is de mededeling van De Fraine (vgl. hierboven) correct en bevat het WVD op dit punt oneigenlijk materiaal (immers niet behorend tot het vlaamse dialect!).

< >