Surnia ulula (Linnaeus: Strix) 1758. Vaak dagactieve Uil, die de grootte en het postuur van een (¥) Sperwer heeft.
Ook de zgn. 'gesperwerde' (=bandering op) borst en buik heeft de Uil met de Sperwer gemeen. De soort verdwaalt uitzonderlijk zeldzaam in de Lage Landen (eerste wn. in N in 1920) en hoort thuis in het boreale gebied van Eurazië en Amerika. Het benoemingsmotief is eender bij D Sperbereule en F Chouette épervière; in andere talen is in plaats van met de Sperwer de vergelijking gemaakt met de Havik: E/Am Hawk Owl, zweeds Hökuggla en R ^cTpeÖHHaa coBa Jastreblnaja sowa, want R ^cTpeö Jastreb =Havik en R CoBa Sowa =Uil. Ook Schlegel 1858 (p.63) noemt deze soort de Havikuil (maar de soort is dan nog niet in N vastgesteld).Houttuyn 1762 kon uit de omschrijving van Linnaeus' (1758) 10e Uil onmogelijk opmaken welke soort het betrof. De naam Kat-Uil (p.205), die hij hier stelde, is dan ook een slag in de lucht. De N naam Sperwer-Uil wordt echter wel vermeld: op p.203 bij de betreffende soort, vermeld van de Hudsonbaai in Amerika door Edwards 1751. In O&V 1925 de naam van het lemma.
Fries Sparwerule ←.
Het woord ulula is door Linnaeus gewoon uit het Lat genomen. Bij Plinius stond het voor (Steen)Uil. Het is een half-onomatopee, van Lat ululo 'huilen'; meer bij Wilms 970404,7. Vgl. ook Oeloe. Surnia is een naam die door Duméril in 1806 is verstrekt (Zoologie analytique). Jobling 1991 heeft aanwijzingen dat dit woord een Gr aanduiding voor een (bepaalde) Uil zou kunnen zijn. In 1809 hanteerde Savigny de op Surnia gelijkende genusnaam Syrnium voor de Bosuil. [Wilms 970404,7]