Aegolius funereus (Linnaeus: Strix) 1758. Uil die wat gelijkt op de Steenuil, maar daarvan o.a. verschilt door wat meer bevedering op de poten en tenen, m.a.w. iets ruigere poten heeft.
In september 1971 werd de eerste wn. van deze soort in N gedaan. De N naam was toen echter al bekend [NAE 1958; Van Dobben 1957], vermoedelijk mede door een eerdere wn. in België. De N naam is ws. ingegeven door D Rauch-fusskauz [Schlegel 1844]. Eerdere auteurs noemen de soort Tengmalmsuil ← [Buekers 1902] en Naaktpootuil [Calkoen 1903] (het tegengestelde motief van de naam van het lemma).Linnaeus 1758 omschrijft zijn 7e Uil dermate vaag ("Strix Capite l®vi, Corpore fusco, Iridibus flavis"), dat Houttuyn 1762 (misschien wel terecht) denkt dat dit 'onze' Steenuil is (maar deze komt in Scandinavië maar heel zelden voor, terwijl de Ruigpootuil daar algemeen is). Hij noemt hem daarom ook de "Steen Uil" (p.197). Voor Schlegel 1844 was de wetenschappelijke naam van Linnaeus door diens povere omschrijving niet de eerste keus: hij gebruikte "Strix Tengmalmi", gegeven door Gmelin in 1788, die daarmee de zweedse medicus Pehr Gustaf Tengmalm (1754-1803) eerde. Diens naam komt ook voor in E Tengmalm’s Owl, F Chouette de Tengmalm, Sp Lechuza de Tengmalm, portugees Mocho de Tengmalm en baskisch Tengmalmontza. Op het Pyrenees Schiereiland komt de soort overigens niet voor; hij heeft één keer gebroed in de oostelijke Pyreneeën. In het Catalaans draagt hij de naam Miloca [misschien verwant met Lat Miluus ?]; op Menorca wordt deze zelfde naam gebruikt voor de Bruine Kiekendief [Maluquer i Sostres 1981].