Corvus frugilegus Linnaeus 1758. Kraaiachtige vogel, die door het koloniegewijs broeden en de wittige kale huid aan de snavelbasis ws. vaak goed door de mensen werd onderscheiden van de Zwarte Kraai (ook in die gebieden van Europa, waar deze i.p.v. de Bonte Kraai voorkomt).
De Roek maakt ook een ander geluid dan Zwarte/Bonte Kraai en Raaf, ws. de reden waarom (na diverse klankwisselingen in de taal!) het woord Roek nu een andere klinker heeft dan Raaf en Kraai.Vooral in het fries zijn er veel uitdrukkingen met Roek (Sa bang as de alde roeken fan in sjamme =volstrekt niet bang, letterlijk: zo bang als de Roeken van de vogelverschrikker), die er op wijzen dat de Roek een bij de mensen bekende vogel was.
ETYMOLOGIE N Roek <N Roeck, Roock (VK c.1618) <mnl roec [jvM vs.2151], rouc, roeke (zou volgens vDE "kraai, raaf" betekenen, maar het is de vraag of dit niet op incidentele vergissingen berust) <onl/oudnederfr *hrök! >oudf fros (begin 13e eeuw) >F Freux (1493) [Robert]; fries (Wytbekte) Roek, (ald) Roek, Ruts (met zgn. 'palatalisatie' van de k); mnd Rok; D Ruch (16e eeuw; deze naam bestaat nu niet meer; Roek =D Saatkrähe) <ohd hruoh; E Rook <middelengels rok <oudengels hröc; deens Rage, zweeds Raka, Rauk <oudnoords hrókr [mb.00D,11]; <germ *hrokaz; <idg *krog- of *krag-, welke laatste een fraaie nabootsing van de roep, die in de kolonies in het voorjaar te horen is (met lange [aa]). {R Gratsj 'Roek' past hier, wat de beginmedeklinker betreft, helaas minder bij.} De ontwikkeling van de klinkers verloopt in het geval van *kraagzoals aangeduid onder Oeverloper [aa > oo > (diftongering tot) uo of ua >(monoftongeringtot) oe], fundamenteel anders dus als bij Raaf ← [o>a>aa].
Sommige auteurs brengen de naam Roek in verband met gotisch hrukjan 'kraaien' (het ww.), maar de korte -upast niet bij germ -oo- of idg aa. Mogelijk passen de ww. Lat crocio, Gr krozo, krazo, litouws krogiu, krokti en oudslavisch krakati 'krassen'. Dit ww. kan afgeleid zijn van de vogelnaam, en andersom kan ook. Zie ook sub Raaf voor hiermee verband houdende vogelnamen (maar dan met metathesis van de r).
Pools Gawron en tsjechisch Havran (beide 'Roek') komen sterk overeen met de namen pools Wrona en tsjechisch Vrana (beide =(Bonte) Kraai). Het bulgaars kent hetzelfde namenpaar, maar dan Garvan 'Raaf' en Vrana '(Bonte) Kraai'. In het lets stemmen de woorden Kraukis 'Roek' en Krauklis 'Raaf' qua middenklank, en verder bijna volledig, overeen. Al deze namen wijzen erop dat men in deze talen het verschil tussen Roek, (Raaf) en (Bonte!) Kraai goed kon vaststellen, maar dat de etymologie (c.q. de onomatopoëtische vorming) zeer verwant was. In het serv.-kr. gebruikt men het woord Vrana voor Roek, Bonte Kraai en Raaf, maar elk met een verschillend bnw. Buiten de idg groep worden fins Varis, estisch Vares en hongaars Varju gebruikt voor Roek én Bonte Kraai, maar met onderscheidende adjectieven. Deze woorden lijken ook klanknabootsend, althans de eerste lettergreep.
De Vries (1911-1912) vraagt zich af, waarom de Roek in het fries ook wel ald-Roek (letterlijk: 'oude Roek') genoemd wordt. Bij geen van de vele oost- en noordfriese namen, die hij in 1928 voor de Roek vermeldt, noch bij de scandinavische, is een vergelijkbare naam. Echter voor de Kauw bestaat fries Alk, deens Allike en zweeds Al(l)ika (<*Ale-ka, waarbij Ale <*Adelheid, een schertsnaam voor de ('zwetsende') Kauw en Ka(a) =Kauw); misschien is ald-Roek hiervan het analogon (alhoewel een Roek niet 'zwetst'). 'ald' zou dan een verbastering van 'Ale' zijn. Ook zou het mogelijk kunnen zijn dat men het verschil maakte tussen een volwassen (='oude') Roek en een juveniele vogel; de laatste is te herkennen aan het nog ontbreken van de witte snavelbasis. Zo'n jonge Roek lijkt, meer dan de oude, op een Zwarte Kraai.
1 In de 9e eeuw verdween de anlaut hrin het onl; daarvoor in de plaats in het onl: r- en in het F: fr-) [Sijs 2001].