Volksnaam voor de Huismus ← [Schlegel 1858; Thijsse 1944; WBD; WVD]. Volgens vD 1904/1970: "mus (musch) die in een opgehangen bloempot nestelt".
Zo'n pot werd speciaal opgehangen om Mussen en Spreeuwen tot broeden te verleiden op plaatsen, waar de jonge vogels gemakkelijk als eetbaar gevogelte konden worden 'geoogst'. Die potten heetten dan Mussen- en Spreeuwenpotten. De zo broedende Spreeuwen werden Panlijsters genoemd [Noppertetal. 1988, p.15].ETYMOLOGIE N pot <mnl pot. Het woord komt ook voor in het D, E, F, Sp, oudnoords (>ijslands/feroers pottur), ouditaliaans en in de keltische talen iers pota), gaelisch (poit), welsh (pot) en bretons (pod). De etymologie is onzeker, maar aan een germaanse oorsprong (met een betekenis 'bolrond, gezwollen'; vgl. Pad (sub Vliegende Pad) en synoniem Puit) wordt meer geloof gehecht dan aan een Lat/volksLat *pottus ?<Lat potus 'drank'.
