Gepubliceerd op 16-11-2020

Moerassneeuwhoen

betekenis & definitie

Lagopus lagopus (Linnaeus: Tetrao) 1758. Sterk op het Alpensneeuwhoen ← gelijkend soort van Ruigpoothoen ←, dat van nature voorkomt in Ierland, Engeland en Noord-Europa.

In België heeft sinds 1886 een populatie bestaan, die echter (voor de jacht) daar geïntroduceerd was [BWPII (1980) p.393].De naam wordt genoemd in Buekers c.1910 (p.249 en 261), waar het ws. de vertaling was van D Morastschaeehuha [Brehm 1893; Meves 1886] (thans D Moorschneehuhn).

Lat lagopus betekent 'Hazenpoot', naar de ruigbevederde, haast behaarde, poten. Zie ook sub Hazelhoen en Hasenvoet.

ETYMOLOGIE moeras: Nmoeras 'drassig, zompig land' <N morasch {In Kiliaan 1599 als omschrijving "Lutum" [=slijk], in de VK c.1618 wordt hieraan toegevoegd de betekenis "locus palustris" [moerassige plek]} <mnl moras, maras(ch), mares 'poel, moeras, laag land, beemd' [MH 1932] (>ouderDMoras (2e helft 16e eeuw) >D Morast [Mackensen 1985]). Via oudf maras(c), mares(c) (11e eeuw) (>F marais (1459)) uit oudnederfr *marisk(a) [NEW 1992; Mackensen 1985]. De woorden meer 'plas' en meers (=mars) zijn verwant; N moer 'veengrond' (<germ *mora) echter niet (vgl. Klankwet nr. 12).

< >