Gepubliceerd op 16-11-2020

Kwikstaart

betekenis & definitie

Algemene N benaming voor de soorten van het geslacht Motacilla, waarvan de bekendste, de Witte en de Gele Kwikstaart, in de Lage Landen broeden. De Grote Gele Kwikstaart broedt aan de oevers van beken in het oosten van N en België en in Luxemburg.

De Citroenkwikstaart is een zeldzame dwaalgast h.t.l.T.t.v. Linnaeus 1758 en Houttuyn 1763 was Motacilla een naam voor een veel grotere groep van Zangvogels, waaronder bijv. Nachtegaal, Heggenmus, Rietzanger, Grasmus, Spotvogel, Tapuit etc. Houttuyn maakt echter wel duidelijk dat het prototype de Witte Kwikstaart Motacilla alba is: (p.573) "Dit Vogeltje is het, 't welk den naam aan dit Geslagt geeft, wordende van de Schryvers, in 't algemeen, uit hoofde der beweeging, die het geduurig met zyn op- en neergaande Staart maakt, Motacilla en by ons, om die reden, Kwikstaart geheten." Kwik ='kwiek, levendig'. Een ander woord, maar hetzelfde beeld uitdrukkend, zit in de volksnaam Wipstaart ← en nóg weer een ander woord in E Wagtail <Wag tayle (1510) <Wagstert (c.1440) [Lockwood] en D Wegestertz [HG 1669] <ohd *wagistarz [Mackensen], waarvan D Bachstelze 'Kwikstaart' mogelijk een (reeds zeer oude) verbastering kan zijn. {Over de mogelijke relatie van dit woord met N Wiekel zie mb.01B,39.}

De vogelnaam Motacilla kwam al voor bij de Romeinen Varro (116-27 v.Chr) en Plinius (2379 na Chr.). Het is mogelijk de rechtstreekse vertaling van Gr Seisopugis ( = 'staartwippertje'; Gr seiein 'schudden' en Gr pugê 'het achterste'). Hierbij zou Lat culus ‘het achterste' zijn geassimileerd tot -cilla [Coomans de Ruiter et al. 1947]. Daarna heeft -cilla in de ornithologische literatuur steeds de betekenis van ‘staart' gekregen [Jobling].

ETYMOLOGIE N Kwikstaart <N Kwikstaert <N QUICK-STEERT ... (vibrans. sax. quickstert.) [VK c.1618] <quicstert (Gemmula vocabulorum 1518) [VT 2000; Sijs 2001]; mndquikstert, quekstert1 >zweeds (dial.) Kvickstjart [Suolahti 1909 p.89; vDE 1993; NEW 1992; Boer-Den Hoed 1956].

ETYMOLOGIE Kwik ‘kwiek, levendig': <N QUICK (=vivus) [VKc.1618] <mnl quic <oudnederfr quic; D keck 'kwiek, vief, vermetel' en queckin D Quecksilber 'kwik(zilver)', E quick ‘vlug' zijn alle etymologisch verwant, evenals N Kweek 'Kweekgras Elytrigia répens (L) Desv.', een zeer levenskrachtige plant. Buiten het germ: Lat vivus 'levend(ig)'.

ETYMOLOGIE staart: zie sub Staartmees. In sommige N volksnamen voor de Witte Kwikstaart komt de oorspr. korte e nog voor, wordt deze verlengd onder invloed van de r, valt de -ruit en/of wordt een zogenaamde affectieve s toegevoegd: Kwikstetjen (Achterhoek), Kwiksteertje (Texel), Kwikstat (Achterhoek), Langstats (Limburg), Akkerstetske (Limburg). Lokale friese naam: Wipsturt (<Wipstirt).

1 Nederduits quek betekent (ook) 'vee' (ws. hetzelfde woord als N kweek en kweken) en dus kan nd Quekstert vertaald worden met Viehstelze, dat inderdaad naast Kuhstelze en Bockstelze een bestaand synoniem is [Suolahti].

< >