(1) Oude N naam voor de Grote Burgemeester ←. Er is ook een Kleine Burgemeester ←.
Dezelfde verhouding tussen de adjectieven vinden we bij twee andere Meeuwensoorten (te weten Grote en Kleine Mantelmeeuw) (tegenover de Kleine Kokmeeuw staat de Kokmeeuw, er is daar geen sprake van een 'Grote Kokmeeuw'). De Grote Burgemeester is bij ons als wintergast minder zeldzaam dan de Kleine Burgemeester. De Grote Burgemeester zal daarom het eerst een N naam gekregen hebben. Uiteraard was dan in het begin het bnw. 'grote' overbodig, temeer daar de naam oorspr. 'Burgemeester van Groenland' luidde [Blok 1988] of "Groenlandsche Burgemeester" [Houttuyn 1763 p.148; Ray 1678: "The Great grey Gull ... called at Amsterdam the Burgomaster of Groenland" (Swaen 1941)]. Onder Iiskob, de friese naam, wordt uiteengezet, dat de hollandse, friese en duitse naamgevers de soort ws. vooral kenden van Walvisvaarten naar het Noordpoolgebied. Omdat de Burgemeester een grote soort is die de andere Meeuwensoorten overheerst, zou de naam daarnaar ontstaan kunnen zijn (hij is a.h.w. de baas over de Meeuwen, gelijk de burgemeester de 'baas' is over de burgers).Het is opmerkelijk dat in een N manuscript uit 1631 de naam Burgemeester werd gebruikt ter aanduiding van de Dodo (2) [Van Wissen 1995 p.29]. Bij het schilderij (c.1626) van de vlaamse schilder Roelandt Savery (1576-1639) kan men zich heel goed voorstellen, dat men bij het zien van een Dodo (een niet bange, gezette vogel met opgerichte houding) aan een notabel persoon, zoals bijv. een burgemeester, dacht. Dezelfde fiere houding en de gezette lichaamsomvang merkte men op bij vogels in een geheel andere, maar wel bevaren uithoek van de aarde, en deze werden dan ter onderscheiding Burgemeesters van Groenland genoemd.
Houttuyn 1763 noemt de N naam Burgemeester sub Linnaeus' 4e meeuw, "Larus fuscus". Aangezien Linnaeus omschrijft "Larus albus, Dorso fusco", en Houttuyn correct vertaalt "Meeuw, die wit is met een bruine Rug", had deze laatste beter kunnen weten. Hij verwijst nl. naar Fridrich Martens, die de D naam Bürgermeister gebruikt voor een door hem op Groenland en op Spitsbergen aangetroffen Meeuwensoort, waarover hij in 1675 schrijft. In een N vertaling daarvan, geciteerd in WNT, p.2653, is sprake van de "Burgermeester" (als een vogel, die "... een jonge Lombe (=Dikbekzeekoet) by de lurven grijpt." Opmerkelijk is, dat voor een andere arctische soort van Meeuw, die Martens eveneens kende en beschreef (nl. de Ivoormeeuw ←), een qua motief soortgelijke naam bestond (nl. beide een functionaris aanduidend). Deze naam luidde: Raadsheer ←.
Behalve dat men het N/D woord voor de ambtsdrager, de burgemeester, in verschillende andere talen heeft overgenomen, is dat ook het geval voor de N/D naam voor de Meeuwvogel: E volksnaam Burgomaster-, noors Borgermester-, F Goéland bourgmestre, R EyproMHCTp Burgomistr [BWP4p.840].
ETYMOLOGIE burgemeester (=hoofd van een gemeente): <mnl burge(r)meester, borgh(e)(r)meester [=het hoofd der burgers of borghers, het eerdere woord voor deze mensen luidde: poorters of poorteren, ofwel de baas van een burch of borch ( = stad), deze woorden komen uit het D]. D Bürgermeister 'baas over de burgers', D Bürger 'burger, bewoner van een stad en/of burcht', D Burg 'burcht' <ohd burg, bur(u)c <idg *bhrgh'versterkte hoogte waar men geborgen zit' (verwant met het woord berg), vgl. E borough, burrow, en in geografische namen: -bury, -burgh (Canterbury, Edinburgh) (het woord zit ook in Bergeend).