Volksnaam voor de Vink ← in NoordBrabant [Schlegel 1852] en het grootste deel van Vlaanderen (kaartje in WVD 1996, p.95).
ETYMOLOGIE Weijnen 1996 veronderstelt een verbastering van Bokvink (zie sub Boekvink) met verkorting van een oorspr. lange oo-klank (in mnl boke 'beuk') vóór de k.
De verbastering is echter ws. gegaan via *Booktvink >*Boktvink, waarin bokt 'Beuken' kon betekenen (vgl. de plaatsnaam Bokt in NB) (ook '(oogst aan) beukennootjes'? Vinken en Kepen eten die graag). De lange ö werd voor twéé medeklinkers verkort tot een korte volgens hetzelfde principe waarbij dialectisch 'hij lopt' <'hij loopt' ontstond. De medeklinkers k en t vielen elk een keer weg, ofwel één voor één en tenslotte zelfs samen, zodat namen als (D) Bogfink, Bootfink en Boufek [Wüst 1970] (naast officieel D Buchfink), Bookveenke (in Weert), Bokvink en de naam van het lemma konden ontstaan [mb.01B,43]. De gedachte aan bot 'bladknop aan boom' kan (later) meegespeeld hebben.
In NV was Botvink een naam voor de Goudvink.
Zie ook sub Bosvink.