Gepubliceerd op 16-11-2020

Bosruiter

betekenis & definitie

Tringa glareola Linnaeus 1758. Kleine soort van Ruiter, die in veel opzichten op het Witgatje ← lijkt en daar in het verleden ook vaak mee verward werd (ook qua naam).

Evenals het Witgatje is de soort in zijn broedgebied (Scandinavië en Noordoost-Europa) enigszins geneigd om gebied met bomen (maar niet zozeer bos!) op te zoeken (i.t.t. het Witgatje nestelt de Bosruiter maar sporadisch in een boomnest). De naam Bosruiter is dus een misnomer, zou in feite beter nog bij het Witgatje gepast hebben (zoals ook inderdaad in zweeds Skogssnappa (deze naam nog niet t.t.v. Rudbeck en Linnaeus), noors Skogsnipe (skog ='bos') en de huidige D naam Waldwasserlaufer). E Wood Sandpiper (=Bosruiter) is in 1785 verzonnen door Pennant, die informatie uit het broedgebied had gekregen, dat de soort in moerassig bosgebied broedde [Lockwood 1993]. Misschien zijn de oude D naam Wald-Wasserlaufer [Schlegel 1844], ♂ Chevalier sylvain, pools Brodziec lesny en It Piro-piro boschereccio (alle = Bosruiter) ontstaan met de E naam als slecht voorbeeld, of anders naar noors/zweeds voorbeeld, maar dan met de verkeerde soort voor ogen.De wetenschappelijke naam glareola (<Lat glarea 'kiezel(zand), rolsteen (in rivierbedding)') wordt vaak verklaard als 'op kiezelstrand voorkomend'. Voor de Oeverloper ← zou dat goed passen, maar voor de Bosruiter eigenlijk niet. De vraag is dan ook, of Linnaeus met glareola niet refereert aan de tekening op de bovenkant van de vogel ("Corpore albo punctato"), die doet denken aan een donkere ondergrond bezaaid met fijne kiezel! Houttuyn 1763 (p.250) heeft dit mogelijk ook zo aangevoeld: hij geeft als N naam Gestippelde Plevier op. B&O 1822 gebruikt de naam "De gestippelde Strandlooper."

In Schlegel 1852 (p.89) staat het volgende: "165. TOTANUS GLAREOLA, Temminck. De boschruiter. Door de jagers meestal 'witgatje' genoemd. Broeit in de veengronden, vooral aan de begroeide slootkanten, in de provinciën Noord- en Zuid-Holland. Trekvogel." Het 'echte' Witgatje wordt in deze publicatie in het geheel niet genoemd!

Wickevoort Crommelin et al. 1858 noemen dan pas: "165a. TOTANUS OCHROPUS, Temm., in Noord-Holland gewoonlijk 'Witgatje' geheeten." Deze wordt "vrij algemeen" genoemd, i.t.t. TOTANUS GLAREOLA, die door Wickevoort Crommelin slechts éénmaal is waargenomen!

De officiële friese naam Wytgatsje (=Bosruiter), hoewel op zichzelf niet fout, is nog een herinnering aan bovengeschetste verwarrende tijden.

Zweeds Grönbena en noors Gmnnstilk (naar de geelgroene poten) lokken verwarring uit met N Groenpootruiter ←.

< >