Gepubliceerd op 16-11-2020

Arend

betekenis & definitie

Algemene N benaming voor alle grote europese Roofvogels behalve de Gieren. Bij uitbreiding ook voor buiten-europese grote Roofvogels zoals Apenarend Pithecophaga jefferyi, een inmiddels uiterst zeldzaam geworden soort op de Filippijnen.

De uitgang -aar (of -aro(n) of -er), die gelijk is aan resp. gevormd is uit het woord voor 'Arend', vinden we ook in de namen voor (iets) kleinere Roofvogels, zoals Sperwer en Buizerd ← en D Gleitaar 'Grijze Wouw', en ook (ws.) in Aalscholver. Zie ook (literair) Adelaar (letterlijk 'edele arend').Gelders/overijssels Aorend, Oand, Eurend 'mannelijke Duif' heeft het karakter van een spotnaam, maar wellicht hangt het samen met N (dial.) Hoorn, Duifhoorn ← [Weijnen 1996 p.6, 125].

ETYMOLOGIE N Arend <mnl arent, na verlenging van het grondwoord met een zogenaamde paragogische -t (vgl. Fazant) <mnl Arn, aern, aren (c.1285), ook Haren met hypercorrecte h[MH 1932] <onl *ara(n) [Schoonheim 2002]; oudsaksisch arn; D Aar (poëtisch voor 'Arend') <mhd ar, arn <ohd arn, naast aro; fries Earn, oostfries Iarn ← <oudfries earn; E Erne (archaïsch voor 'Arend'); schots Erne 'Zeearend' <norn [Lockwood 1993] <middelengels ern <oudengels earn {EEagle <FAigle <LatAquila}; deens/noors 0rn, zweeds/ijsl Örn <oudnoords örn; gotisch ara; <germ *aran, *arnu; verwant is ws. Gr öpvig órnis 'vogel, Haan, Kip, voorspellende vogel, voorteken' (vgl. ornit(h)oloog); Klankwet nr. 10). Verwante woorden buiten het germaans: R Opën Orjol (spreek uit: arjól), bulgaars Orel, tsjechisch Orel, pools Orzel >Orzelek 'Arendje' >Orlik 'Schreeuwarend', servokr. Orao; litouws Erelis (<arelis? [De Vries 1967]), lets Erglis; welsh Eryr.

Naar zo'n indrukwekkende, krachtige vogel werden (in de germaanse talen) dus ook manspersonen genoemd: Arno (821!) [Schoonheim 2002], Arend, Arnold, Arthur, Aro, Erend, en vervolgens werden vestigingen in het land naar deze personen genoemd: Arnhem, Arwerd, Eenrum (Gr) <Arneru (eind 11e eeuw) <Arnarion (begin 11e eeuw), Earnewald (Eernewoude; Fr), Eernegem (OVl), Jirnsum (Fr) (<Arno's heem; vgl. Iarn); Arum (Fr) (genoemd naar Aro), Erichem (Gld) <Aringaheim =het heem van de afstammelingen van Aro. {-(l)ing is een verkleiningssuffix, vgl. Groenling, Veiling, Taling etc.} Rechtstreekse verwijzing naar de vogel vinden we wellicht in de Drentse plaatsnamen Ten Arlo, Tynaarlo en Taarlo <Arlo (821) [Schoonheim 2002; BSP], waarin 'Ten', 'Tyn' en 'T' staan voor te 'bij, in', lo 'bos' en Ai en Aar duiden op de vogel (<*arnu 'arend') en (mogelijk) in de Belgische plaatsnaam Arendonk, waarin -donk naast ‘hoogte in moerassig gebied' ook ‘hooggelegen nest'kan betekenen. [De Vries 1962; BSP 1995]

< >